Grootopa vertelt – MELK

 

door: Peter Bosch

 

Grootopa zit met regenjas aan en hoed op onder het afdakje van een bushalte te schuilen voor de zachte regen waardoor hij toch enigszins onverwacht is overvallen op zijn wandeling. Hij voelt zich een beetje verlaten en eenzaam. De wereld lijkt klein geworden nu hij door de mistige regen geen horizon kan zien. Hij kijkt naar de wei die er drassig en doorweekt uitziet. Een paar koeien staan met de kop laag, stilletjes te dromen. Dan komt er een grote melktanker voorbijrijden. Via Láctea staat er met grote letters op de tank. Een paar dagen geleden was hij ook zo’n grote tanker tegengekomen, maar daar stond met grote letters De Boer op geschreven. Via Láctea, de Melkweg, en De Boer… mooie namen, vindt Grootopa. Die passen bij melk van kwaliteit en je waant je in Europa. De beste melk van Brazilië, denkt Grootopa. Toch, zal deze melk wel van onze boeren zijn of zal deze uit Santa Catarina of ergens anders vandaan komen? Dat kan heel goed mogelijk wezen want de meeste melk die de boeren in de kolonies leveren, gaat naar de fabrieken van Castrolanda of Frísia om daar ingedampt en dan geconcentreerd verkocht te worden, aan Nestlé bijvoorbeeld, of verwerkt tot producten voor derden. Nee, de melkfabriek in Carambeí is niet meer van ons… ook het merk Batavo is niet.

In gedachten ziet hij weer het eerste kleine melkfabriekje waar de pioniers in de jaren twintig hun melk gezamenlijk tot kaas verwerkten, die in 1928 het merk Batavo kreeg. De naam Batavo kwam naar aanleiding van de Batavieren die in de Romeinse tijd in de regio Zuid-Holland leefden waar ook onze eerste pioniers vandaan kwamen – Verschoor, De Geus, Voorsluys en Los. De familie Vriesman kwam uit Noord-Holland. Door de jaren heen is dit merk uitgegroeid tot een van de bekendste zuivelmerken van Brazilië, naast Nestlé en Danone.

Toen in 1954 de Centrale Coöperatie is opgericht door Carambeí en Castrolanda is er snel begonnen aan de bouw van een nieuwe, moderne melkfabriek om de gezamenlijke productie te verwerken. Het werd in die tijd één van de modernste melkfabrieken van het land. In 1960 werd de kolonie Arapoti opgericht door nieuwe emigranten uit Nederland, maar ook door jongere mensen uit Carambeí en Castrolanda. De Coöperatie van Arapoti werd direct lid van de Centraal.

In die tijd werkten er heel wat Nederlanders uit de kolonies op de fabriek, hetzij op kantoor hetzij in de fabriek zelf. Tot aan de beginjaren negentig had de Centraal veel contacten met Nederlandse zuivelcoöperaties vooral dankzij connecties van Dim en Biesheuvel; alle technologie werd daar gehaald via studiereizen van onze technische mensen. Ook kwamen er regelmatig stagiaires van Nederlandse universiteiten en die brachten natuurlijk ook kennis mee. Hierdoor heeft het merk Batavo bekendheid gekregen van producten van hoge kwaliteit, lekker en fris. De hoge kwaliteit van de melk die de boeren leverden was natuurlijk van absoluut belang.

Grootopa trekt zijn benen dieper onder de bank omdat de druppels groter zijn geworden en tegen zijn schoenen en broek spetteren. Hij vindt zichzelf een zielig figuur, zoals hij daar zit, en hij dwaalt in gedachten weer terug naar vroeger. Ja, hoge kwaliteit melk, daar is het merk Batavo sterk door geworden. Toch, als hij weer denkt onder wat voor condities de boeren in die vroegere jaren molken, was die hoge kwaliteit vaak een waar wonder! Nee, bij de meeste boeren was het in die tijd niet zo netjes. Als je op het erf liep en er stond een plek met hoog gras, dan kon je daar beter niet in komen omdat de kans dat je over een of ander verscholen roestende machine zou struikelen heel groot was. De melkstal was in die tijd meestal ook een nogal dubieus iets wat betreft orde en hygiëne. Hij ziet de boer zitten op zijn melkbokje dat tot zijn kont in de modder en stront wegzakte. De meeste boeren molken toen nog met de hand en hoe vaak gebeurde het niet dat de boer met de melkemmer onder een koe zat, nat van de regen, en het vieze water over de vacht van het dier via het uier en de spenen zo de emmer inliep. Of nog erger, als er een wilde koe begon te springen en te trappen en met haar poot in de melkemmer terechtkwam. Veelal haalde de boer de poot er dan vloekend uit, keek naar de door de stront en modder groenbruin gekleurde melk en dacht bij zichzelf – “Als dit gezeefd is door het filter in de teems, is er niks aan de hand… ik ga niet tien liter melk weggooien”.

Maar, toegegeven, het grootste probleem was toen water in de melk! Dat was eerlijk gezegd een gewoonte in die tijd toen de fabriek nog geen betrouwbare laboratoriumanalyse had die deze fraude aantoonde. Grootopa herinnert zich dat er een speciaal apparaat werd gekocht voor het laboratorium, de cryoscoop. Dat was ongeveer in 1978. Tjonge jonge, dat was wat!! Dit apparaat bepaalt namelijk het vriespunt van de melk dat tussen heel nauwe grenzen moet liggen en als het resultaat daar niet tussen ligt kan de analist precies uitrekenen hoeveel water er aan de melk is toegevoegd. Gedurende een paar maanden heeft het laboratorium de melk van alle boeren onderzocht en briefjes naar diegenen gestuurd om te waarschuwen dat er, waarschijnlijk per ongeluk, extra water in zijn geleverde melk zat. Nou, de analisten hebben het druk gehad met briefjes schrijven! Toen na twee of drie maanden alle boeren dus wisten dat hun melk nu gecontroleerd werd op water, begon de Centraal boetes te geven. Grootopa dwaalt in zijn gedachten terug naar de melkstal van een boer die een zogenaamde “laatste koe” had… dat was de kraan. Hij vulde namelijk alle bussen netjes bij met een beetje water zodat ze allemaal precies volzaten. Toen de nauwkeurige controle van het laboratorium begon, en nadat hij een paar briefjes ontvangen had, besloot hij deze koe droog te zetten.

 Alhoewel zijn schoenen nu compleet nat geregend zijn, moet Grootopa lachen bij de gedachte. In twee maanden tijd is het aangevoerde melkvolume bij de fabriek zo’n acht procent gedaald. Als je dat volume in geld omrekent, was dat een bak geld dat aan water werd betaald. Het zijn deze controles geweest, en de sterke boeteregeling, die de kwaliteit zeer snel heeft doen stijgen tot het niveau waarop de melk van de holandeses das colônias do Paraná beroemd is geworden en een voorbeeld is voor heel Brazilië.

Tot in de beginjaren negentig werkten er nog aardig wat Nederlands uit de kolonie op de Centraal. Grootopa kan er zich een heleboel herinneren. Maar toen kwam er een periode van problemen. De politieke en economische situatie in Brazilië was chaotisch en de inflatie hoger dan ooit! Hierdoor ontstond spanning tussen de individuele coöperaties die vonden dat het beleid van de Centraal moest veranderen. Grootopa herinnert zich een boer die opgewonden tegen een ander zei –“Tá tudo uma merda… tirar leite é uma bosta, o preço do leite é uma merda e a Central é uma desgraça!!” Zo, dat was het dan. Geen dialoog die daartegen bestand was. Een wat oudere boer hoorde hij eens zeggen – “Joh, die directeuren hebben toch allemaal twee benen en niet vier poten en een staart… dus laat ze hun hersenen gebruiken!” …

Toen kwamen Bonilha en Clodoaldo als uitvoerende directeuren de Centraal runnen. Dat was me een periode! Grootopa schudt medelijdend zijn hoofd. Geweldig mooi konden die mannen praten… ze beloofden precies wat iedereen wilde horen. Nu waren alle problemen opgelost. De redding was nabij! Nou, we hebben het geweten. Grootopa heeft dit avontuur van dichtbij aangezien, hij stond er als het ware met zijn grote pikneus bovenop. Over de korte periode waarin dit tweetal heeft geregeerd over de Centraal zou je een boek kunnen schrijven.

Nu dat hij over die tijd mijmert, valt het Grootopa op dat toen in een paar jaar tijd praktisch alle Nederlanders bij de Centraal zijn weggegaan. Binnen een paar korte jaren werkten er nog maar één of twee Nederlanders op de zaak. Grootopa herinnert zich dat op een dag al degenen die een leidinggevende functie hadden, dat waren veelal Hollanders, geïnterviewd zijn door een zekere heer die Morana heette. Achter elkaar werden de jongens naar een zaaltje geroepen waar deze heer met zijn cajugeverfde haren achter een bureau zat, en ze werden toen aan de kaak gesteld. Grootopa hoorde één van de jongens vragen aan een ander die er net uitkwam wat die Morana eigenlijk wilde weten. “Ach joh”, was het antwoord met zijn hand minachtend in de lucht slaande, “die vent weet alleen maar dat melk wit is… hij heeft nog nooit een koe gezien”. Het mooie was dat al degenen die weggegaan zijn en bij een andere zaak zijn gaan werken, concurrenten, het stuk voor stuk gemaakt hebben en allemaal directeur werden.

Toen in 1994 het economische plan Plano Real ingevoerd werd in Brazilië, was het voor de Centraal te laat. De directieleden van de kolonies konden het niet vinden en het leek erop dat Carambeí en Castrolanda het nooit eens zouden worden. Wie had er gelijk? Grootopa weet dat ze natuurlijk allemaal gelijk en ongelijk hadden op sommige punten, doch ze konden het daarover niet eens worden. Ze konden onderling de juiste weg niet meer vinden. Arapoti hing er beetje tussenin, maar stond redelijk sterk want hij had in feite de beslissende stem in de hand. Door de Plano Real had het land in één klap de inflatie weer in de hand, maar dat ging wel ten koste van de agribusiness gedurende de volgende twee, drie jaar. Toen er geen inflatie meer was, hadden de Centraal en de coöperaties plots een veel beter overzicht op hun financiële situatie en hun conclusie was dat de Centraal verkocht moest worden. Dit gebeurde in 1996 toen de Italiaanse multinational, Parmalat, 51% van de zaak kocht.

De samenwerking met Parmalat verliep ook niet zo vlot, maar de zaak liep redelijk tot in 2003 Parmalat van de ene dag op de andere plotseling failliet ging. De Centraal kon de fabriek van Carambeí nog net via een juridische zet redden en zo werd deze niet meegesleept in het faillissement. De Centraal contracteerde toen de heer Fay als uitvoerend directeur en eindelijk kwamen er een paar jaar van goed beleid. De zuivel begon weer rendabel te lopen en de omgang tussen de directieleden en Fay was prima. Toch bleef de druk om alles te verkopen aanhouden en dat gebeurde eind 2006. Alles werd verkocht aan Perdigão.

Een paar jaar later ging Sadia door een financieel verkeerde zet failliet! Perdigão kocht toen ook deze zaak op. In feite was het eigenlijk een fusie, en zo vormden ze samen een compleet nieuw bedrijf Brasil Foods S.A. genaamd, wat later werd afgekort in BRF. BRF was een gigantisch vleesbedrijf en de zuivel werd eigenlijk het lelijke eendje, het paste niet in haar corebusiness. BRF had dat al gauw in de gaten. Technisch gezien liepen de zuivelfabrieken perfect, maar commercieel logistiek was het een waardeloos gerommel. Het leek wel of ze de melk haatten en de producten niet wilden verkopen. Grootopa kan zich dit gemakkelijk indenken en weet dat de kern van het probleem voornamelijk ontstond doordat als iemand die negentig procent vleesproducten verkoopt, zich ook nog druk moet maken om tien procent melk en yoghurt te verhandelen, dit alleen maar ziet als een grote steen in zijn schoen. En dat was het geval met de verkopers van de commerciële afdeling van de BRF. Het ging totaal mis! Het werd weer eens heel duidelijk dat ham en kaas verschillende producten zijn. Dus BRF besloot de zuivelafdeling te verkopen en gooide dit nieuws op de markt. Aanvankelijk verwachtten ze dat het zeer moeilijk zou zijn om deze zaak te verkopen en ze stonden perplex toen er tientallen potentiële kopers opdaagden van over de hele wereld: Verenigde Staten, Canada, Mexico, China, Frankrijk, Nederland onder andere.

Uiteindelijk was het Lactalis uit Frankrijk die de hele zaak kocht, niet alleen van BRF maar ook een paar fabrieken van LBR en van Balkis. Balkis maakt speciale kazen en is een redelijk bekend merk in São Paulo, Rio de Janeiro en Minas Gerais. Lactalis is een Frans familiebedrijf en vandaag de dag het grootste zuivelconcern van de wereld. Het heeft 240 fabrieken over de wereld, verstrooid over 42 landen. Het bedrijf verwerkt bijna zeventien miljard liter melk per jaar met een jaaromzet van achttien miljard Euro.

Lactalis heeft een intense honger naar groei en uitbreiding over de hele wereld en heeft nu zeventien fabrieken in Brazilië, waaronder onze fabriek in Carambeí. Zo kreeg Lactalis sommige van de sterkste zuivelmerken van dit land in bezit: Batavo, Elegê, Parmalat, Poços de Caldas, Boa Nata, Balkis, Cotochés, enz… en één van de strategieën van Lactalis is dat het de merken van de bedrijven die zij koopt behoudt en in deze merken investeert om ze nog groter te maken. Dit gaat waarschijnlijk ook met “ons” Batavo gebeuren.

 Ja, denkt Grootopa, het merk Batavo is niet meer van ons en het is natuurlijk jammer dat het zo gelopen is. De vraag echter of het wel echt nodig was om de zaak toentertijd te verkopen zal nooit beantwoord kunnen worden. Het is onmogelijk om nu te beweren dat dit een verkeerde beslissing is geweest. Als we de huidige situatie van de coöperaties zien, mogen we eigenlijk aannemen dat de verkoop de juiste beslissing is geweest. Inmiddels hebben de coöperaties drie spiksplinternieuwe melkfabrieken gebouwd in Castro, Ponta Grossa en Itapetininga en werken ze samen op de manier die ze het beste kunnen: produceren. Wij zijn zeer sterk in het produceren van melk op de bedrijven en van producten in de fabriek. Door alleen dit te doen hoeven de coöperaties niet zelf via marketing een nieuw merk op te bouwen en een ingewikkeld commercieel en logistiek systeem te beheren om de melk, kaas, yoghurt, pudding, enz… te verkopen. Grootopa prakkiseert er even over door en is ervan overtuigd dat er niks moeilijker bestaat dan een product op de markt te bezorgen op de juiste tijd, in de juiste hoeveelheid en op de juiste plek en dan te verkopen voor een rendabele prijs. Nee! De coöperaties houden zich nu bezig met waar ze het beste in zijn… produceren. Ja, er gaan nu nog steeds, bijna twintig jaar later, stemmen op dat de zaak nooit verkocht had moeten worden. Zouden ze gelijk hebben? Grootopa trekt slechts een diepe nadenkende rimpel boven zijn neus en blijft heel wijselijk stil.

Het is opgehouden met regenen. Er komt een vrouw met paraplu naast hem op het bankje zitten. Ze groeten elkaar slechts met een hoofdknikje. Grootopa kijkt naar de lucht en concludeert dat het weer droog wordt. Nog even en hij kan naar huis. Zijn gedachten komen terug op de grote vraag – “Hoe loopt vandaag de dag de samenwerking tussen de kolonies?”. Grootopa herinnert zich toen de eerste paar boeren in 1996 uit de coöperatie stapten en hun melk aan de concurrent gingen verkopen. De mensen in de kolonie stonden verbluft en snapten niet hoe zoiets mogelijk was. Toen was het hek van de dam. Het duurde niet lang of meerdere boeren volgden het voorbeeld. In Arapoti ging de verkoop aan de concurrent zelfs georganiseerd via de coöperatie. Het leek een chaos te worden… het einde van het coöperativisme in de kolonies. Het coöperativisme waar de pioniers zo voor gevochten hebben en dat de kolonie vroeger heeft gered … heeft opgehouden te bestaan. Nu, jaren later, moet Grootopa er om glimlachen want de wereld is niet vergaan en ook het coöperatieve systeem niet. Nee, integendeel, het lijkt of iedereen sterker is geworden! Het systeem is zeer zeker moderner geworden en professioneler. In gedachten ziet Grootopa weer de foto voor zich die een paar maanden geleden in de krant stond, waarop de drie voorzitters van de Coöperaties Carambeí, Castrolanda en Arapoti: Renato, Frans en Erik elkaar een gezamenlijke handdruk geven. Geweldig!! Deze handdruk zal nog eens in de annalen van de geschiedenis komen te staan als een milestone van de samenwerking tussen onze drie Nederlandse kolonies.

Al deze dingen zijn eigenlijk nog maar zeer kort geleden gebeurd en het is eigenlijk nog niet echt geschiedenis. Wat zijn nou twintig jaren? Het zal pas echt geschiedenis worden over zo’n 45 jaar als de kolonie 150 jaar is en er weer nieuwe boeken zullen komen. Jammer dat de meeste mensen pas een zekere interesse krijgen in de geschiedenis van hun familie, gemeenschap of land, als ze over de 50 jaar oud zijn. De kinderen hebben meestal helemaal geen interesse. En dan nog, alles wat nu in het Nederlands wordt geschreven is voor het nageslacht verloren werk… nog één generatie en er spreekt hier niemand meer Nederlands.

Grootopa ontwaakt uit zijn mijmering en merkt dat het droog is. Hij staat een beetje stijf op en kijkt naar beide kanten, groet de vrouw die naast hem zit, steekt dan de straat over en loopt huiswaarts. Hij verheugt zich om thuis te komen, in het vooruitzicht dat er op de keukentafel een blad met vers gezette koffie en eigengebakken koekies staat te wachten. Zelfs zijn stappen worden wat fitter.

 

Geplaatst in De Regenboog: November 2015