Belevenissen in Brazilië

Bill’s 33ste verjaardag

We woonden in het huis van opa Los en omdat het dak lekte kwamen er een paar mannen om de shingels te verwisselen voor dakpannen. Dat was op 25 februari 1935. Tegen de middag vertelde ik de mannen dat het mijn man’s verjaardag was. Ze stopten onmiddellijk met werken en maakten een rondje door de kolonie om de mensen te vertellen dat de dominee vandaag jarig was. Natuurlijk wist ik niets van de gewoontes bij verjaardagen! Spoedig kwamen de mensen in hun zondagse kleren om te feliciteren. Iedere familie stuurde een afgevaardigde. Al gauw was de thee en koffie op en ook alle cake en koekjes. ‘s Avonds kwamen de jongeren. Toen die weg waren kregen we allebei ontzettende jeuk. Met een stallantaarn ontdekten we bij elkaar kippenluizen over het hele lichaam. We hebben de hele nacht bloot bij het licht van de stallantaarn de luizen van elkaar af staan plukken!
Ik zei dat we in het ziekenhuis de kleren van mensen met luizen altijd verbrandden. Terwijl ik onze kleren zou gaan verbranden zei Bill daar nog even mee te wachten want hij wilde het eerst in een boek opzoeken. Hij vond een boek waarin stond dat kippen- en andere vogelluizen zich niet vermeerderen op het menselijk lichaam. Dus heeft hij me weerhouden van het onnodig verbranden van onze kleren.

 

De Jeep

We kwamen per schip terug van een verlof en meerden af in Rio de Janeiro. Daar waren oorlogsjeeps te koop. Dit was in ongeveer 1951. We kochten er een met alleen een dak, open zij- en achterkanten. We reden van Rio naar Carambei, de bagage achterin, zo’n 1000 km. Ik herinner me er niet veel meer van, alleen dat het vreselijk regende, veel stof en modder. Hans’ en Bill’s haren en gezichten waren aagekoekt met modder. Ik herinner me dat ik dacht “dit is zo beroerd”, ik moet niet klagen, of een lastpost zijn. Tenslotte zat ik in het midden en had de beste plek. Ik kon het beter moedig aanvaarden en de dingen nemen zoals ze waren. Toen we eindelijk in Carambei arriveerden, kan ik me herinneren dat de mensen geschokt reageerden omdat we er zo deplorabel uitzagen.

 

De Kudde

Ik was naar een patiënt geweest, Rika Verschoor, moeder van een paar kleine kinderen. Om daar te komen liep ik om de kleine kerk naast ons huis, stak de weg over en liep door een wei. Ik droeg mijn verpleegsterscape van Passaic, blauw met een vuurrode voering. Toen ik door de wei naar huis liep, zag ik een kudde gedreven worden langs de weg die ik moest oversteken. Ik besloot heel langzaam te lopen in de hoop dat de kudde voorbij zou zijn tegen de tijd dat ik aan de weg kwam. Er was me vaak verteld dat dit soort vee nog nooit een wandelend persoon had gezien. Plotseling kwam er een beest over of door de omheining en was met mij alleen in die grote wei. Hij kwam regelrecht op me af en ik deed gauw mijn cape dicht. Het beest stond stil, kop naar beneden en met één poot over de grond schrapend. Eén cowboy sprong met zijn paard over de omheining en ging tussen mij en het beest staan. Grote opschudding onder de cowboys. Ze reden heen en weer en kregen het voor elkaar dat het achterste deel van de kudde weer de andere kant opging, zodat er een opening gemaakt was tussen de beesten die al voorbij waren en de beesten die teruggedreven waren. Ze schreeuwden naar me. Ik verstond het niet, maar ik besloot dat ik de weg over moest steken, omdat ze daarom die opening hadden gemaakt. Ik rende en was veilig achter het hek van de kerk.

De cowboys dreven de denderende kudde weer in de goede richting, maar mijn knieën knikten nog een lange tijd na. Weer had de Heer me gespaard. Bad er iemand voor me?

 

De Kip

Ik reed langs de weg in onze charrete (wagen met twee wielen). Er stond een vrouw langs de weg met een zak. Ze gebaarde me te stoppen. Ze bedankte me omdat ik haar kind had geholpen en ze had een cadeau voor me. Ik bedankte haar en deponeerde de zak in de wagen. Hij begon te bewegen en het bleek een levende kip te zijn. Wat moest ik daar mee? Bill had nog nooit een kip geslacht. Dit werd dus zijn eerste ervaring! Hij nam het hakmes ter hand en sloeg in één keer de kop eraf. Hij was erger lamgeslagen dan de kip, want die rende nog een hele tijd zonder kop rond voordat hij ging liggen en dood was.

Toen was het mijn beurt. Alle veren eraf en alle ingewanden eruit. Ik kreeg hem aardig schoon voordat we weg moesten voor een bezoek, dus liet ik hem op tafel staan. Toen we terug kwamen van het bezoek was de kip zwart van de mieren. Ik werkte hem het huis uit zonder al te veel mieren onderweg te laten ontsnappen. Ik groef een kuil en begroef de kip met mieren en al.

Dit was in ons eerste huis en we hadden uiteraard geen koelkast. Ik had de kip natuurlijk in het vliegenkastje moeten zetten dat Bill voor me gemaakt had.

 

Keuken van opa Los’ huis

We hadden een kleine houtkachel zonder oven. De kachel rookte zo vreselijk dat ik op een dag de pan waarin ik stond te koken tegen de muur smeet en zei “ik kan op deze manier niet leven”. Ik schaam me dit nu te vertellen. Het beangstigde mijn echtgenoot.

We hadden een tweepits benzinekooktoestel meegenomen. Twee keer sloegen de vlammen eruit. De eerste keer deed Bill een regenjas over zijn hoofd en droeg het ding naar buiten. De tweede keer gooide hij het naar buiten en het explodeerde. Dus einde kooktoestel.

De keuken had geen vloer, het was gewoon aarde. De planken van de kamervloer lagen zover uit elkaar dat het gras erdoor groeide. Ik stelde voor het paard maar binnen te zetten, dan kon hij het gras opeten en hoefden wij het niet te knippen.

 

Raposa

Toen we in de pastorie woonden hadden we eens een raposa (een soort bunzing) op zolder. Als het beest plaste, kwam de urine door het plafond.

We hadden een uitgetreden katholieke priester bij ons wonen. Hij had aan Rua Direta in São Paulo gewoond toen hij zijn priesterkleding aan de wilgen hing en iemand hem adviseerde naar ons toe te gaan. Zijn werk bestond uit hel en verdoemenis preken in de verschillende Diocesen. Hij vond dat de kerk fout was.

Hij hielp Hans de raposa van de zolder te verjagen. Eerst was Hans daar alleen, maar de raposa viel hem aan. Hans riep en Bill haastte zich naar boven. De zolder had geen vloer, dus lagen pastor Hegger en Hans op de balken om de raposa met een stok weg te jagen. Bill klom met een ladder op het dak om wat dakpannen op te tillen zodat het beest naar buiten kon. Hij had een hakmes om de raposa mee te meppen als hij naar buiten kwam. Ik maakte met de flitspuit het karwei af.

Noot van de vertaalster: Hans was de geadopteerde zoon van dominee Muller en Charlotte.

 

Verhuizing naar Castrolanda

Het was waarschijnlijk 1952. We woonden in een huis van Asibido Marques, dat we gehuurd hadden voordat we de pastorie “op de heuvel” konden betrekken. Onze buurman was een Braziliaan, een vrachtwagenchauffeur van de Cooperatie in Castrolanda. De ramen van onze slaapkamer waren aan de stoepkant en ik was alleen. Vrouwen in Brazilië zijn nooit alleen! Plotseling stond er iemand voor mijn raam te schreeuwen “Dona Carlota, não pode ficar sozinha” (U kunt daar niet alleen blijven). Natuurlijk wist toen al de hele kolonie dat ik alleen was. De buurman bracht zijn 12-jaar oude zoon. Die ging regelrecht naar Hans’ bed en met al zijn kleren aan ging hij er bovenop liggen en viel meteen in slaap. De jongen werd wakker toen het licht werd en verliet het huis zonder iets te zeggen. Ik had net zo goed alleen kunnen zijn!

 

De hulp

Ik had een hulp, een meisje dat in het bos woonde. Ze had Duitse grootouders, maar sprak zelf alleen Portugees. Ze ging tussen de middag altijd naar huis. Als ik alleen was kwam ze en bleef dan ‘s nachts. Op een avond werd ik rond middernacht wakker gemaakt door die hulp, gekleed in een lange gele avondjurk. Ze zei “Dona Carlota, mijn vriend kwam en klopte op mijn raam en nu ga ik naar een dancing”. Ik probeerde hierover te argumenteren: “Weet je moeder hiervan”, “Als je hier bent, ben ik verantwoordelijk voor je”, enz., enz.

De volgende morgen ging ik het bos in om haar moeder in te lichten (mijn jeep liep vast en dus moest ik een deel van de weg lopen). De moeder vroeg of ik gek was, ze had gehoopt dat ik het begrepen zou hebben. Want zei ze als zij niet mee was gegaan, was hij met een ander gegaan. Dit kan zelfs een huwelijk worden weet u. Het is een heel aardige man. En ik ben het er mee eens. Daar sta je dan!

Diamanten

9 juni, 1995 om kwart over zeven ‘s avonds zag ik bij “Het Rad van Fortuin” iemand een diamanten armband winnen. Dat herinnerde me aan die immigrant die met zijn vrouw naar Brazilië kwam.Zij hadden een diamanten halssnoer bij zich om land te kopen. Hij gaf de ketting aan ons om die voor hem te verkopen. Ik droeg hem toen we naar São Paulo gingen, we verkochten hem daar en gaven het geld aan de man en hij kocht er land voor. Hij was timmerman en ze woonden aan de weg naar Castro.

Op een zondagmorgen waren we op weg naar huis en die man stond aan de weg en hield ons aan. Hij zei “dominee, mijn vrouw zal niet lang meer bij ons zijn”. We gingen kijken. Een oor bloedde vreselijk, Bill schoof de man opzij en nam de bewusteloze vrouw op en zette haar achterin de auto. Bill en ik reden met de vrouw naar het ziekenhuis in Curitiba. Ze overleefde het!