Oorlogservaringen

In 1940 keerden we terug naar de States voor verlof. We hebben 30 staten bereisd voor diavertoningen. Dan breekt voor de USA de oorlog uit en we kunnen geen visum krijgen om terug te gaan naar Brazilië, tot 1942.

Toen maakten we plannen om naar Argentinië te gaan, maar er kwam een brief van de Braziliaanse regering en de Nederlandse ambassade met het verzoek aan de CRC (Geref. Kerk in USA, noot vertaalster) om dominee Muller toe te staan terug te keren naar Paraná vanwege opstandigheid onder Nederlanders die werden opgeroepen voor krijgsdienst. Sommigen deserteerden.

Er woonden ook Duitsers tussen onze Nederlanders en sommigen waren met Duitsers getrouwd. Bill wordt Consul en leidt ook de cooperatie enige tijd, in 1942.

Ik herinner me nog het volgende voorval.

We kwamen terug van een Classisbijeenkomst in Buenos Aires en zaten op een Nederlands schip dat in de haven van Montivideo lag. Dat moet in 1940 zijn geweest.

Daar kwam de ‘Graf Spee’ de haven binnenstrompelen, zwaar beschadigd door Engelse bombardementen en met doden aan boord. Het schip kwam zo dichtbij dat onze zeelieden met de Duitsers konden praten. Er waren overal Engelse schepen, klaar om aan te vallen. Nederland was nog niet bezet, wij hadden op ons schip overal met grote letters HOLLAND geschilderd gekregen. We waren bang dat de ‘Graf Spee’ ons schip als schild wilde gebruiken om uit de haven te vluchten. Voordat we vertrokken lieten de Duitsers hun schip zinken, maar eerst brachten ze de doodskisten aan de wal om de gesneuvelden te begraven. De kapitein is met zijn schip ten onder gegaan. Later bleek dat de doodskisten geen lijken bevatten, maar wapens!

Noot van de vertaalster; met ‘Marselli’ zal ‘Marseille’ bedoeld zijn, Lissabon ligt in Portugal en Paranaguá heeft in het Portugees geen q.

Toen we in 1942 terug gingen naar Brazilië lieten de Duitsers Nederlandse schepen zinken. We vlogen voor het eerst. De vliegtuigen waren erg klein en ‘s nachts vlogen ze niet. Als militairen de vliegtuigen nodig hadden werden passagiers op een wachtlijst gezet. We waren twee weken in Suriname en op Curaçao. We verbleven in Paramaribo in een kamer boven een kruidenierszaak. Er was daar ‘s nachts geen licht, veel blackouts. Ik herinner me dat we in een auto zonder licht reden en in botsing kwamen met een brug. Er kwam een politieagent naar ons toe en de chauffeur zei in het Nederlands: “Ik dacht…..”. De agent antwoordde: “Bij blackouts moet je weten, niet denken dat je het weet”.

We gingen naar een indianendorp met een zwarte dominee voor een eredienst. Ik zat naast de indiaanse hoofdman die alleen een lendedoek droeg. We gingen het dorp in onder het zingen van gezangen. De naam van de dominee was Pelano. Hij preekte over de barmhartige Samaritaan. Terwijl hij preekte sprong hij op en neer en hij transpireerde ontzettend. De indiaanse hoofdman reageerde door continu “ee-ja, ee-ja” te zeggen. De hoofdman keerde zich naar mij toe en zei in een soort steenkolenengels: “Als Hitler de sterkste en machtigste is, waarom houden ze dan niet op tegen hem te vechten en maken ze hem geen hoofdman?”.

Toen we de Antillen bezochten zijn we ook naar een leprakolonie geweest. Bill preekte in hun kerk op zondag. Twee mannen getuigden van hun geloof. Ze waren helemaal in het wit gekleed, hadden maskers voor hun deels misvormde gezichten en droegen witte handschoenen. Ze stonden dicht bij de preekstoel, maar de gemeente was zo’n zeven meter van ze gescheiden. Ze woonden in huizen en wij bezochten er een paar. Overal, inclusief bij de ingang van de kerk, stonden bakken met water om je handen te wassen.

Op de tocht naar het indianendorp voeren we op een dubbeldeksboot op de Surinamerivier. Op de terugweg stopte de motor. We moesten de volgende dag naar Brazilië! Ze zeiden dat ze vanwege de oorlog geen onderdelen hadden om de motor te repareren. Ze besloten dat als ze de hele nacht zouden roeien wij waarschijnlijk het vliegtuig konden halen. We stapten in een kano met vier roeiers. We stopten iedere twee uur, de roeiers schreeuwden en er verschenen vier nieuwe roeiers. Het werd aardedonker en de muskieten kwamen tevoorschijn. Ontzettende zwermen. Toen een onweersbui. We hoorden een motor. We gooiden brandende lucifers omhoog zodat we niet geraakt zouden worden en we schreeuwden allemaal. Eindelijk kwam er een kleine motorboot met de lichten aan en stopte op een paar centimeter van onze kano. Ik had mezelf in een plastic regenjas gewikkeld. Ze hadden ons verteld dat de rivier vol piranhas zat. Ze hielpen ons in de boot en we haalden het vliegtuig op het nippertje. Weer had God ons op een wonderbaarlijke manier beschermd.