Mijn jeugd
Toen ik nog heel klein was, is een van mijn zusters met mij van de trap gevallen. Ik was een tijdje bewusteloos. Ik herinner me dat ze een kip in de keuken brachten om te proberen me wakker te houden.
Als zesjarige ging ik naar de lagere school nr.10 in Harrison Street in Passaic, New Jersey. Ik herinner me een juf, ze heette Love-Joy en ik hield veel van haar. De school was heel dicht bij ons huis. Ik kreeg mijn diploma van 8 klassen onderwijs toen ik 14 was.
Daarna ging ik naar de middelbare school. Die was ver bij ons vandaan. Ik ging tussen de middag naar huis om te eten, maar moest dan hollen. In het centrum van Passaic liep ik een heel stuk onder een hoog gelegen spoorbaan. Er was nog geen christelijke middelbare school in Passaic, maar mijn ouders waren er voor aan het inzamelen en zaten in een groep die er één wilde starten. Er werd een Psalm gelezen en een gebed uitgesproken door de leraar. We hadden Joden, Katholieken, kinderen van allerlei nationaliteiten. Ik herinner me twee Italiaanse meisjes die mijn vriendinnen waren, Emma de Luca en Ida de Ghetto. Edwin Goldman was mijn vriendje. Dat betekende alleen maar dat hij met zijn hand langs de rugleuning van mijn stoel streek als hij voorbij ging. En hij draaide zich om en keek naar me als er iets gezegd werd dat meer aandacht nodig had. Hij liep een keer met me naar huis toen het regende. Ik had mijn vaders paraplu en leende die aan hem. Ik weet dat ik de hele avond in angst zat, bang dat mijn ouders ernaar zouden vragen. Dan had ik hen moeten vertellen dat ik de paraplu uitgeleend had aan een Joodse jongen. Gelukkig kreeg ik hem de volgende dag terug.
Naar school gaan werd beschouwd als een voorrecht. Al mijn zusters hadden van school gemoeten toen ze 13 of 14 jaar waren. Pauline vertelde dat ze van school gehaald werd toen ze 13 was omdat ik geboren moest worden. Clara (Toets) moest van school toen Gerard Pontier (Jerry) bij ons kwam wonen.
Op een keer liep ik naar huis met een jongen die mijn boeken droeg. Mijn moeder had het niet gezien, maar een ander had het haar verteld. Ze riep me bij zich voor een gesprek en zei dat als ik gezien werd met een jongen die niet van onze kerk was, ik van school moest.
Op de middelbare school kreeg ik waterpokken. In het tweede jaar kreeg ik difterie en moest in quarantaine. Mijn borden en bestek moesten gekookt worden en de kleren apart gehouden. Al het beddengoed moest apart gewassen worden. Ik was acht weken afgezonderd in mijn slaapkamer.Ze konden geen negatieve cultuur krijgen.
Toen werd mijn moeder ziek van het voor mij zorgen, het vrachtbedrijf en een familie van zes personen. Ze had al last van haar ingewanden en toen begon ze rectaal te bloeden. Dus ging ik naar school om mijn lessenaar leeg te maken zodra de quarantaine opgeheven was. Ik heb gehuild, gehuild en nog meer gehuild. Mijn vader en moeder besloten een piano te kopen en mij les te laten nemen. Ze vonden zelfs iemand die ze vertrouwden om ze te helpen een goede piano te kopen, en ze wilden een goede leraar.
Ik bleef thuis om het huishouden te doen, de telefoon van het vrachtbedrijf aan te nemen en te helpen met de boekhouding van het bedrijf. Ik studeerde piano, oefende twee uur per dag. Ik kreeg les van een leerling van Paderewski en ging zelf vier jaar later, op 20-jarige leeftijd, pianoles geven. Ik kon toen Beethovens Sonate Pathetique uit het hoofd spelen en speelde in een orkest.
Toen kreeg ik verkering met Bill.