Het Postkantoor

Er hangt een flesje suikerwater versierd met gekleurde kunstbloemen met een gaatje in het hartje waardoor de kolibries met hun lange snaveltjes bij het water kunnen komen en er zich tegoed aan kunnen doen. Het flesje hangt aan een ijzeren rek dat beschermend voor het raam is aangebracht. De kleine vogeltjes schieten zo snel door de lucht dat je ze pas ziet als ze stil hangen voor de bloem om wat van het begeerde vocht te nemen. De vleugels slaan zo snel dat het lijkt alsof ze die niet hebben. Het is warm en windstil. De zon schijnt meedogenloos door de dunne wolkslierten en alles wat leeft schijnt zich in de schaduw te hebben verstopt. Grootopa zit in zijn stoel op het straatje en moet zijn benen gebogen houden anders verbranden zijn voeten, hoewel de zonnestralen door zijn sokken heen moeten. Hoe warm het ook is, Grootopa loopt op sloffen met sokken aan. Dat is hij gewend en dat zal hij ook de rest van zijn leven blijven doen.

Het is benauwend stil. Het enige geluid dat hij hoort, is het geruis van de vleugels van de vogeltjes die pijlsnel rondschieten en wat gezoem van vliegen en bijen. Het valt Grootopa al enige tijd op dat één kolibrie, een zwarte van een iets grotere uitgave, al de andere wegjaagt. Druk dat-ie het heeft! Het beestje wordt van alle kanten aangevallen. Toch lukt het hem om niet één ander vogeltje de kans te geven om wat te drinken. De hoeveelheid suikerwater dat er in dat flesje hangt, is genoeg om wel honderd kolibries te voeren, maar dat éne dictatortje wil alles voor hem alleen hebben. Of dat de andere doodgaan, maakt hem niks uit. De natuur is hard.

Het valt Grootopa op dat de dictator steeds op hetzelfde droge takje gaat zitten van een boom een zes meter verderop, waarvandaan hij heel strategisch zijn bezit in de gaten kan houden. Iedere paar seconden moet hij terug om de vijand weg te jagen. Alleen al om dit aan te zien is om moe van te worden. Grootopa staat op, hij wil begrijpelijk niet de natuurlijke loop van de meedogenloze natuur veranderen, maar hij heeft zo´n medelijden met de arme stakkertjes die verrekken van de trek, maar geen slokje krijgen, dat hij ze wil helpen. Moeizaam kreunend hijst hij zich uit z´n stoel en sloft naar de boom waar dictator op zijn uitkijkposttakje zit. Het beestje blijft zitten totdat Grootopa op slechts een meter afstand is, dan pas vliegt hij nijdig snerpend weg. Grootopa rekt zich uit en breekt het takje weg, en dan nog een paar meer die dictator eventueel ook zou kunnen gebruiken.

Grimmig glimlachend loopt hij terug naar z’n stoel om de strijd verder gade te slaan. Inderdaad kan dictator niet zo gauw een nieuwe plek vinden van waaruit hij zijn positie kan verdedigen en een paar kleintjes slagen erin om snel wat slokjes te nemen. Toch duurt dit maar eventjes. Dictator heeft al snel een nieuwe uitkijkpost gevonden vanwaar hij wreed en onvermoeibaar zijn “medekolibries” van zíjn rijkdom weg kan houden. Nee, niet delen … ik ik ik. Grootopa voelt zich melancholiek worden, daar heeft hij de laatste tijd veel last van en hij schudt z´n hoofd alsof-ie zo de tobberige gedachten weg kan schudden.

Dan wordt hij gelukkig afgeleid door het ronken van een motorfiets en kijkt op. Het is de postbode die een pakje komt afleveren. Best handig dat dit werk bestaat, anders zou iedereen naar het postkantoor in het dorp moeten. Brieven bestaan al lang niet meer, tenminste, niet de ouwe trouwe brieven waar iedereen vroeger zo naar verlangde en die dan waarschijnlijk ´s avonds aan tafel door vader of moeder werden voorgelezen onder het zwakke, gele licht van de olielamp. Nee, vandaag de dag krijg je constant korte berichtjes via whatsapp of e-mail… ongeduldig geschreven, vol spelfouten en afgekorte woorden.

Vroeger was dat heel anders. Meestal hunkerde men ernaar en wanneer er een brief kwam, was dat een hoogtepunt, eindelijk weer eens nieuws van familie, vrienden of kennissen. Het was toen ongetwijfeld een heel andere tijd, maar gek, het is eigenlijk niet eens zo héél lang geleden. Grootopa weet zeker dat de meeste mensen onder de 30 jaar nog nóóit een met de handgeschreven brief, netjes in een enveloppe met postzegel verstuurd hebben. Misschien zelfs nooit ontvangen. Ze weten amper dat dit nog niet zó lang geleden de enige manier van communicatie op afstand was, zeker vroeger in de kolonies. Het contact met familieleden en vrienden, achtergelaten in Holland, ging praktisch alleen maar per brief, en het duurde dan weken of maanden voor je eens een antwoord kreeg. Nu duurt het een paar seconden. Alleen de oudjes van vandaag kennen nog het gevoel van een echte brief ontvangen, een brief van een paar vellen dik en waarin je voelt dat de schrijver er letterlijk echt voor is gaan zitten om dit alles voor jóu te schrijven. Dat gaf je een gevoel dat nu niet uit te leggen is. Het waren niet zomaar een paar krabbels met haastig geschreven, afgekorte woorden, nee, meestal was het een heel relaas, geschreven met secuur uitgekozen woorden, vooral de brieven uit de jaren 1920, 30, 40…

Anneke van Mario heeft Grootopa eens de brieven laten lezen die haar moeder naar vriendinnen in Holland had geschreven in de jaren 1951-52, toen ze net naar Brazilië geëmigreerd waren, naar het zuidelijkste punt van de deelstaat Rio Grande do Sul, niet zo ver van de grens met Uruguay. De familie kwam daar met acht kinderen op een grote Fazenda terecht in de buurt van het dorpje Santa Vitória de Palmar. Vader was daar aangesteld als kaasmaker. Ze kregen een klein huisje om te wonen, eigenlijk veel te klein voor een familie met acht kinderen. Anneke, toen een meisje van slechts 12 jaar, werd gevraagd om babysitter te worden bij een familie ergens in Uruguay, zo´n 500 km bij haar ouders vandaan. In feite werd ze daarbij ook gewoon als dienstmeid gebruikt en moest allerhande werk doen.

Grootopa herinnert zich deze brieven als heel netjes geschreven in héél kleine lettertjes om zo weinig mogelijk papier te gebruiken want je betaalde de verzending per gewicht, en geld was er echt niet over. In deze brieven worden heel eerlijk alle moeilijkheden beschreven… hoe ze daar toen als rasechte Hollanders werden overvallen door: de vreemde taal, haar dochtertje van twaalf jaar uit huis en die ze maanden niet zag, de school waar de kinderen geen Bijbelse geschiedenis leerden, dat er geen kerk was en zodoende hun hele levensritme in de war gegooid werd omdat de zondag geen referentiedag meer was. Geen dokter of tandarts in de buurt. De dichtstbijzijnde winkel was 15 km bij hen vandaan en de kleinste kinderen kregen geen les meer in het Nederlands.

In een brief aan haar vriendinnen, want ze vroeg altijd om die éne brief te laten circuleren onder haar speciale vriendinnen, dat was veel gemakkelijker dan ze allemaal een persoonlijke brief te sturen, vertelt ze een leuke ervaring. -”Op zondag vertellen we de kinderen uit de Bijbel en zingen we liederen uit de bundel van Johannes de Heer”. Omdat er geen kerk was om naar toe te gaan gaven ze de kleintjes zelf een soort zondagsschoolles en daar hoorde ook vragen bij. Zo vroeg ze aan haar kleine zoontje: -”Gertje, wat deed God op Zondag?”.
-”Niks”, was het vlotte antwoord, “Rusten, want hij was zo moei!”. Prachtig toch! God was moe! Dit originele antwoord is natuurlijk in één van de vele brieven naar Holland geschreven.
In één van haar brieven staat duidelijk weergegeven hoe belangrijk het brieven krijgen en terugschrijven voor haar was.
-”We krijgen heel veel post van vrienden en familie… maar we krijgen nooit te véél post, hoor!” staat er met een streepje onder de woorden.

Iets heel belangrijks dat Grootopa opviel in deze brieven was dat er niks werd geschreven op jammerende of klagende toon. Alle moeilijkheden werden simpelweg genoemd als feiten die met behulp van hun vertrouwen op God natuurlijk zouden goedkomen.

Maar, en hier in de kolonie Carambeí, hoe ging dat hier eigenlijk? Hoe kwamen de brieven hier aan?
Grootopa zakt weer terug in de tijd en herinnert zich wat Emmy hem eens vertelde over hoe hier de post werkte vroeger.
“Mijn vader, Johan Harms, was de oudste zoon van Hendrik Harms en is in 1913 als baby van nog geen jaar meegekomen naar Brazilië. Mijn ouders, Johan en Roos Harms, trouwden in 1935 en woonden precies tegenover de Kerk, de Pastorie en het Kerkhof. Het Kerkhof ligt er nu nog. In 1952 verhuisden ze met hun vier dochters en drie zoons naar een huis, op de plaats waar nu de winkel “Harms Sport” is.

Vooral omdat hij zo dicht bij de kerk woonde, kreeg Pa Johan, buiten al zijn werlzaamheden, de functie van koster. Pa had natuurlijk weinig tijd en dus moesten wij meehelpen de kerk schoon te houden. Een baan die een dot werk gaf en waar je toentertijd geen cent vergoeding voor kreeg. Het was een “gemeenschappelijk belangrijk werk” nam men gewoon aan, en wij meisjes maar vegen, schrobben, boenen en stoffen”.

Grootopa moet even glimlachen als hij denkt aan al die “gemeenschappelijke banen” die veel mensen vroeger totaal belangeloos op zich namen en dan met zoveel verantwoordelijkheid uitvoerden dat ze hun eigen persoonlijke zaken wel eens verwaarloosden. En dát zijn we helaas onderweg naar deze tijd kwijtgeraakt.

-”Wanneer mijn ouders precies zijn begonnen met de postverzorging kan ik niet meer achterhalen, maar ik denk dat het wel vóór de oorlog is geweest”. Emmy kijkt even bedenkelijk voor zich uit en gaat dan verder. “Vóór 1950 was er geen vliegverkeer en alles: passagiers, vracht en post gingen per boot of per trein. Ons eindpunt was het station “Carambehy”, bij de fazenda van de familie Ventura. Het station “Boqueirão” is in de beginjaren 1940 gebouwd en feestelijk ingewijd, met een flinke januari-regenbui toe, ongeveer alle inwoners van de kolonie waren er aanwezig”.

Als Grootopa de ligging van dit nieuwe station vergelijkt met waar toen het oude Carambehy-Station lag, kan hij de feestelijkheid best begrijpen, het Boqueirão Station lag op een veel betere plek.
-”Het bedrijf van de familie Ksinsik lag dicht bij het station en Heinrich vervoerde met zijn carroça, getrokken door twee paarden, de kratten kaas van de fabriek naar het station en bracht dan op de terugweg de vrachten mee die per trein aankwamen. Voor de firma Harms, die gerund werd door mijn opa en mijn vader, was dat ijzer en andere materialen die ze in Ponta Grossa kochten voor hun smederij en meubelmakerij. Harms maakte ook carroças en charretes en daar zat nogal wat smidswerk aan dat veel technische vaardigheid eiste, in het bijzonder de spaakwielen. Pa Johan Harms deed de smederij terwijl Opa Hendrik hoofdzakelijk het hout- en timmerwerk deed”.

In gedachten ziet Grootopa de oude Hendrik Harms weer voor zich, een man met veel talenten, een man die “alles kon”: smid, timmerman, stenen bakken, huizen bouwen, beeldhouwen, en die technische kennis had hij aan zijn twee zonen doorgegeven.

De brief, mijmert Grootopa verder, is zonder meer het belangrijkste communicatiesysteem geweest in de hele wereld, ook in de kleine kolonie Carambeí. Dan luistert hij verder naar het verhaal dat Emmy geduldig nadenkend vertelt.

-”De Carambeianen hadden in Ponta Grossa één postvak, zodoende had iedereen hetzelfde adres: Caixa Postal 135. In Ponta Grossa, dat toen al een redelijke stad was, werd alle post in een stevige postzak gedaan en per trein naar Boqueirão verstuurd waar Heinrich alles overlaadde naar zijn carroça en naar ons huis bracht.

Bij ons op de veranda stond een kast met vier deuren waarachter rijen vakjes die op slot konden en waarvan wij en de eigenaars een sleutel hadden. Onze taak was om de post in de vakjes te doen. Men kon bij ons geen zegels kopen en ook geen brieven posten, dat moest in Ponta Grossa gebeuren. Men ging vaak naar die stad voor boodschappen of naar de dokter, altijd op dinsdag of donderdag want op die dagen was er ´s middags om één uur een trein die naar Ponta Grossa ging en om zes uur weer één die terugkwam. De reis duurde praktisch één uur van Carambeí tot het station in Ponta Grossa. Er was heel vaak vertraging omdat de trein helemaal uit São Paulo kwam. Gelukkig kon je om 11 uur op de radio horen hoe het stond met de vertraging. Kees Verschoor had een radio en de mensen die naar de stad wilden, gingen eerst bij hem polsen hoe laat de trein zou aankomen. Als de vertraging te groot was, ging men niet eens naar het station”.
Emmy blijft even stil. -”O ja, voor noodgevallen was er een telefoon thuis bij ome Leen de Geus, die iedereen mocht gebruiken … dochter Niesje was de telefoniste”.
Dan gaat ze verder: -” Gedurende de oorlogsjaren was er haast geen correspondentie met Nederland mogelijk, of eigenlijk niet met geheel Europa, want daar werden de brieven gecensureerd en de meeste kwamen niet over”.

Grootopa vraagt zich even af wat voor censuurwaardige gevaarlijke informatie er in deze brieven heeft kunnen staan.
-”Pakketten kwamen al helemaal niet meer over. Door deze censuur wist men in de kolonie bijna niets meer over de familie, zelfs niet over huwelijken, geboortes of sterfgevallen… en dit was wederzijds natuurlijk. In Nederland hoorden ze ook niets meer over hoe het met hun familie in de kolonie verliep.
Op kerkelijk gebied was er contact met de gereformeerde kerken in Argentinië. Via hen kregen we een kerkblad opgestuurd. En dan nog door bemiddeling van dominee Muller stuurde de Christian Reformed Church van Noord-Amerika ons het blad “De Wachter”. Zo kregen we toch wat geestelijke voeding van buiten. Het versturen van Nederlandse bladen kwam pas enkele jaren later weer op gang. Brieven uit het buitenland waren wekenlang onderweg, zelfs post in Brazilië duurde twee tot drie weken. Het record is gebroken door een brief die vijf maanden onderweg is geweest… die had een ommetje gemaakt via Panama”.

-”Er was niet veel ‘officiële’ post die via ons “postkantoor” ging. De Coöperatie stuurde de correspondentie voor de boeren mee met de melkbussen of met hun vertegenwoordigers in Ponta Grossa en Curitiba, ik denk eventjes aan David Wiens. Het werd meegestuurd met de vrachtwagens die de producten transporteerden.

Na onze verhuizing werd de post verzorgd door de Coöperatie Batavo. Inmiddels was de familie Kees Verschoor vertegenwoordiger van de Batavo-producten in Ponta Grossa geworden, zoon Jan vervoerde de producten met een vrachtwagen en nam en bracht dan ook de post mee.

In de jaren 50 tot en met 70 liep in de kolonie bijna alles via de Coöperatie: kerk- en schoolgeld want er was nog geen bank, wegenonderhoud, telefoon, een winkel voor etenswaren en huishoudartikelen…”

De postbode rijdt weg op zijn brommende motorfiets, op naar het volgende adres. Grootopa weet zeker dat hij geen gewone brief heeft gebracht en ook geen boek! Vandaag de dag gaat het anders. Iedereen, van groot tot klein, heeft de wereld in z´n hand. Het nieuws wordt on time gelezen op de mobieltjes, de oplage van kranten zakt dramatisch ieder jaar en boeken zullen met de tijd waarschijnlijk ook uitsterven.

Jammer dit alles… wat is er nou mooier dan een écht boek in je handen te hebben en pagina na pagina te lezen?! Maar die tijd is aan het verdwijnen. De jongere generaties willen geen boeken meer lezen.

Grootopa moet plots denken aan wat hij pas hoorde.
De kleinkinderen (negen en elf jaar) waren op vakantie aan het strand met Opa en Oma. Alle tijd dat het regent of de zon té sterk is, liggen de kinderen natuurlijk op bed met hun tablet. Opa zit te lezen op de veranda in een luie stoel. Over z´n bril kijkt hij Oma aan en vraagt wat de kinderen aan het doen zijn. -”Die zijn hun programma´s aan het kijken op de computer”, en ze neemt een slokje koffie.
-”Waardeloos”, zegt Opa geïrriteerd. “Laat ze eens een boek lezen, zoals wij dat vroeger deden”.
-”Wat ben jíj eigenlijk aan het lezen”, vraagt Oma, terwijl ze nieuwsgierig over Opa´s schouder kijkt. Opa leest een TEX, een farwest stripboekje. Oma bekijkt aandachtig de pagina waar vijf tekeningen beschrijven hoe Tex met bandieten in strijd is.

Ze leest de tekst hardop.

“Bang… bang… zwiiing … zwiiing…!!”
“Bang… bang … Aaaaaahh … Bang … zwiiiing…!!”
“Bang … bang … bang … Aaaaah … Aaaaah…!!!”
“Bang … zwiiiing … Tzinggg… Tziiing …!!!”
“Bang… bang … Aaaah …Aaaah …!!!”

“Ja, inderdaad”, zegt Oma op bedenkelijke toon, “wat jij leest is zéér leerzaam!”.

Opa en Oma kijken elkaar even aan en barsten dan in lachen uit.

Grootopa denkt hier even over na en moet bekennen dat als je de kennis van de kinderen van vandaag vergelijkt met die van de kinderen van dezelfde leeftijd dertig laar geleden, dan weten de kinderen van vandaag veel meer dan die van toen. Het lijkt wel of alles wat die YouTubers verklaren, onthouden wordt, net sponzen die al deze kennis opnemen. Jammer genoeg is daar natuurlijk ook heel veel troep, maar toch, er is ook heel veel nuttige informatie bij. Misschien moeten we toch niet té kritisch zijn met de kinderen … alleen goed in de gaten houden wát ze zoal bekijken.

Het is onderhand wat donkerder geworden. Er is niet één kolibrie meer te zien. De oude man staat op en sloft weer naar binnen. Het is tijd.

Door: Peter Bosch.
Dit artikel werd geplaatst in het Maandblad De Regenboog – Februari 2022.

Terug naar: Grootopa Vertelt