Geschiedenis

Door: Peter Bosch

Grootopa zit achter zijn koppie koffie. Wie zou dat ooit hebben kunnen denken, honderd jaar geleden, dat we eens koffie zouden drinken geplant en gebrand door een Hollandse boer… Café Caldi. In de jaren zestienhonderd hadden de Hollanders de Braziliaanse suikerindustrie in handen, wie weet krijgen we eens de koffie-industrie in handen. De eerste stap is genomen.

Hij zit aan de keukentafel, zijn hoed hangt aan de stoelleuning en zijn wandelstok ligt naast hem op de vloer. Voor hem op tafel ligt de krant open. Hij heeft zijn leesbril niet op en knijpt zijn ogen een beetje dicht en kan dan net de grote letters van de krantenkoppen lezen. Dan haalt hij zijn leesbril uit zijn bovenzak en zet die op. Hij moet hem een paar keer verzetten voordat de lenzen op de juiste plek zitten om duidelijk te kunnen lezen. Hij leest wat snel op en neer en ziet al gauw dat er geen echt nieuws is. Brazilië loopt nog steeds zonder regering en bijna alle politici proberen uit de gevangenis te blijven. Grootopa denkt even aan het feit dat het land blijkbaar overvallen is door diefstal en corruptie. Voor mensen die aan de macht zijn, is het vaak heel moeilijk om niet in deze verleiding te vallen. Als je in de regering zit of in een directie van een bedrijf of coöperatie of wat dan ook, dan heb je altijd bevoorrechte informatie…, of de aandelen gaan stijgen of dalen; of er ergens land te koop is; of er een boer slecht voor staat en die dan misschien onder de prijs zijn land zal moeten verkopen, enzovoort. Nee, het valt niet mee in hoogheid gezeten te zijn en dan die plaats te blijven verdienen. Zullen wij ook nooit eens geprofiteerd hebben van bevoorrechte informatie?

Grootopa herinnert zich dat hij eens een mooi gezegde las in een boek. Het was, gelooft hij, The Tycoon, hij weet het niet meer zeker. Daar stond het volgende: “Achter elk groot fortuin schuilt een geheim dat nooit onthuld zal mogen worden”. Denk daar maar eens over na.

Sodekraai, denkt Grootopa, hoeveel van die mannen, senators en afgevaardigden, zullen er slecht slapen de laatste tijd nu ze in de gaten krijgen dat er iets aan het veranderen is in ons land. Ja, weet maar zeker, er zullen nog velen achter de tralies komen. Voor hoe lang is natuurlijk nog wel de vraag.

Grootopa schuift de krant van zich af, pakt zijn kom koffie, maar die is al leeg en hij zet deze weer langzaam terug op tafel en denkt voor zich heen. We maken een historisch moment mee, weet hij. Hoe moeilijk het ook is en hoe lang deze situatie ook gaat duren, het land zal er veranderd en beter uit komen. Toch staat er een zorgelijke rimpel boven Grootopa’s neus. Het “Ministério Público” is heel goed werk aan het leveren en als hij echt de kans krijgt door te gaan, zal hij een grote schoonmaak houden. Toch als dit voorbij is dan moet rechter Moro en de hele MP weer naar de achtergrond. Het land moet wel democratisch blijven, natuurlijk, en niet veranderen in een Politiestaat. De historische feiten flitsen nu door Grootopa’s hoofd… de KGB in Rusland, de Gestapo in Duitsland. Als dat soort lui aan de macht komt, is het helemaal een verloren zaak. Maar dat gaat niet gebeuren in ons Brazilië!

Hoe ellendig het land er ook voor staat, toch kunnen we enige pluspunten opnoemen, namelijk, het land is nog steeds een democratie en we hebben wel racisme maar niet te vergelijken met wat het was, en vooral niet met landen zoals de Verenigde Staten en Zuid-Afrika. We leven met totale vrijheid van godsdienst en totale vrijheid van meningsuiting in media en pers. We leven historische momenten en die moeten geregistreerd worden.

Grootopa staat op, loopt naar het koffieapparaat en schenkt zich weer een kom vol. Terwijl hij schenkt valt zijn oog op De Regenboog. Peinzend staart hij naar het blad en herinnert zich dan dat er pas in stond dat de hele serie die door al die jaren heen is uitgegeven nog bestaat en nu veilig in het beheer is van de Associação Cultural Brasil-Holanda. Ja, denkt hij, daar staat netjes in hoe wij als Hollandse gemeenschappen al deze veranderingen hebben meegemaakt door de jaren heen. Economische en politieke crisissen. Alles hebben we overleefd en dat staat geregistreerd in dit blad dank zij de medewerkers die trouw iedere maand weer het nieuws schrijven, jaar in jaar uit. Grootopa denkt nu vooral aan Gezina Rabbers uit Castrolanda die dit bijna 40 jaar gedaan heeft. Hij kan zich precies indenken hoeveel discipline en inspanning dit gevergd heeft. Wie zich dit niet kan indenken, moet maar eens een blanco vel papier voor zich leggen, een pen pakken en dan dit blad volschrijven met iets nuttigs dat iemand anders wel wil lezen. Begin er maar aan! Dan realiseer je je pas dat inspiratie maar een paar regeltjes vult… de rest is transpiratie.

Wat deze mensen door de jaren heen geregistreerd hebben, is geschiedenis en wat vandaag geschreven wordt, is over jaren ook weer geschiedenis. Grootopa vindt dat die mensen allemaal een standbeeld in de Parque Histórico verdienen.

Hij denkt nu aan nog een voorbeeld van geschiedenis dat al bijna in de vergetelheid was geraakt. Het boek dat de geschiedenis vertelt over de Hollandse Emigratie naar de Kolonie Gonçalves Júnior in Irati, in 1908 – 1909. Dit boek is opgesteld door Ruth en Willem Kiewiet. Maandenlang hebben ze werk gehad met het onderzoeken van documenten en het interviewen van mensen. Die kolonie, in 1909, was een ziekelijk oord: lichamelijk, psychologisch en moreel. De volharding van Willem en Ruth om dit verhaal helemaal uit te pluizen en dat rijke boek te schrijven is goud waard. Misschien was dit anders nooit gedaan. Want de meeste mensen die daar weggingen, wilden blijkbaar snel vergeten wat ze daar meegemaakt hadden. Er is wat gesloofd en gezweet in die ongezonde warme bossen, wonende in kleine houten huisjes waar vooral de vrouwen en kinderen in groten getale stierven. Dit mag nooit vergeten worden!

Misschien vinden veel mensen het vreemd, maar Grootopa leest vooral heel graag de “In Memoriam”. Eigenlijk zou hij het liefst hebben dat de mensen hun In Memoriam nog in leven vastlegden. Grootopa denkt aan de bundel persoonlijke verhalen die Castrolanda in boekvorm heeft uitgegeven, jaren geleden. Die verhalen zijn prachtig omdat ze vooral de gevoelens van die mensen hebben vastgelegd. Dat maakt het zo mooi. Wie dat leest realiseert zich weer dat de mensen vijftig jaar geleden eigenlijk precies hetzelfde waren als vandaag, alleen zijn de omstandigheden veranderd.

Nu Grootopa over schrijven en inspiratie mijmert, denkt hij plots aan een jongetje dat voor school in Carambeí een opstel moest schrijven voor de Portugese les. Het zal eind jaren tachtig geweest zijn en het jongetje rond de acht, negen jaar oud. Thuis sprak hij met zijn ouders praktisch alleen maar Nederlands. Alle leerlingen moesten een opstel maken over iets, een boom, een kast of de zon bijvoorbeeld, en die laten praten. Het jongetje was helemaal enthousiast en zei tegen zijn vader dat hij ging schrijven over het leven van een bankstel. Zijn vader was benieuwd wat er zou komen want hij wist wat een levendige fantasie zijn zoontje had. Toen hij het verhaal te zien kreeg, was hij stomverbaasd, zo goed vond hij het. Het jongetje beschreef hoe zwaar het leven van een bankstel was, vooral als er dan weer zo’n tante met haar bunda grande, dikke achterwerk, zich op hem neer zag dalen. Dan kraakte hij van inspanning… Afijn, vader was heel tevreden over het verhaal. De volgende dag moesten alle kinderen hun verhaal in de klas voorlezen. Het jongetje had groot succes en de kinderen lachten zich een aap als de tias gingen zitten en de bank het zwaar te verduren kreeg. Met rood hoofd en verlegen las hij het verhaal uit. Hij was trots op zijn succes, maar toen gebeurde er iets vreemds, iets wat de vader van het jongetje nooit heeft kunnen begrijpen. De juffrouw vroeg aan de hele klas – “Então, que nota vale esta estória?”… “Nota dez!!” , was het antwoord van de klas. De juffrouw trok haar schouders wat omhoog en haar hoofd scheef en zei – “Eu acho que não… eu acho que é menos”. De kinderen riepen toen – “Nove!!” . Maar de juffrouw zei weer – “eu acho que vale menos…”. En zo ging dat getreiter door tot het jongetje een zes kreeg. Misselijk was het kind ervan geworden. Toen hij dit thuis vertelde, was zijn vader natuurlijk net zo verbouwereerd als het jongetje zelf, maar hij kon daar niks aan doen. Hij kon alleen maar zeggen – “Jongen, laat die juffrouw maar zeggen wat ze wil… van mij krijg jij een tien!!”. O zo!!

Vroeger ging het nieuws langzaam de wereld over via brieven en kranten. Wat was het vroeger geweldig wanneer er een brief of een pakket weekbladen overkwam uit Holland. Vandaag de dag gaat het nieuws zo snel de wereld rond dat Grootopa het idee heeft dat hij altijd achterloopt. We kunnen niet meer zonder tv, radio, internet, mail, Facebook, enz…

Ja, we leven nu 2016. Nog niet zo lang geleden schreven ze over deze jaren in de éénentwintigste eeuw alsof we in een soort sciencefictiontijd zouden leven, en inderdaad, wat betreft de nieuwe communicatiesystemen is dat ook zo. Dit hadden we twintig jaar geleden zelfs nog niet kunnen dromen. Deze nieuwe communicatiesystemen hebben iedereen geweldige voordelen gegeven. Onze eerste immigranten hier in de beginjaren negentienhonderd, kwamen vaak pas na een maand te weten dat er iemand van de familie in Nederland gestorven was, of andersom. Nu komt iedereen het te weten binnen een paar seconden! Maar het geeft ook zijn nadelen want iedereen kan nieuwtjes de wereld insturen. Eén gemene roddel kan binnen een paar seconden tientallen, honderden of duizenden mensen bereiken en het leven van een kind of een hele familie bederven of vernielen. De politici hebben het vooral zwaar te verduren, maar die hebben een huid als van een krokodil en kunnen overal tegen, maar de gewone mens niet.

Ja, denkt Grootopa, diegenen die graag nieuwtjes de wereld insturen, pas op met wat je zegt, want, wees daar zeker van, ééns komt jouw beurt!!

Niettegenstaande de zware tijd is Grootopa toch blij dat hij dit historische moment in Brazilië nog mag meemaken. Het land zal er absoluut sterker uitkomen als al dat tuig weggestemd wordt. De oude man lacht nu en je kan aan zijn versleten tanden precies zien waar hij altijd zijn pijpie vastklemt. Zijn tanden zijn daar zo versleten dat als hij een slok hete koffie neemt ze zeer doen. Even trekt hij een grimas van pijn.

Nu hij even die pijn in zijn tanden voelt, herinnert Grootopa zich een verhaal van het jochie uit Arapoti. Toen de emigranten net in Arapoti aankwamen in 1960, was er daar één vaste tandarts. Maar als je daar terechtkwam, leek het net of je in de kerkers van de inquisitie van de Middeleeuwen terechtgekomen was. Het was een houten hokje met een keiharde tandartsligstoel en een klein aanrecht waar al zijn martelgereedschap op lag. Boven de ligstoel hing een gevaarte waar de gevreesde boor aan vastzat. Die boor werd aangedreven net als een naaimachine die de tandarts zelf met zijn voeten peddelde. Het boortje werd dan droog je zere kies ingeboord… vreselijk was dat. Het hele hokje stonk naar verbrande horens, precies dezelfde geur als thuis wanneer de boeren de horens van de jonge kalveren afbranden of als er een horen van een wilde koe afgezaagd moest worden om ongelukken te voorkomen. Het boortje draaide droog! Af en toe spoot de arts dan wat water in je mond om te spoelen en dat mocht je in een pannetje uitspugen. Soms vergat de man in het juiste tempo te peddelen en dan draaide het boortje op te lage toeren en leek het net alsof hij tot je hersens door boorde. Bliksemflitsen zag je dan voor je ogen.

Gerootopa krijgt een rilling als hij zich dat weer indenkt. Trouwens, hij kan tot vandaag aan toe niet goed tegen het geluid van zo’n tandartsboortje.

Gelukkig kwam er rond de jaren 66 een nieuwe, jonge tandarts die een voor toen die tijd moderne installatie meebracht. Dat was een opluchting. Alle Hollanders gingen van toen af naar de nieuwe tandarts. Die tandarts heeft goeie zaken gedaan. Grootopa neemt aan, tenminste, als hij aan het verhaal van het jochie denkt, dat de tandarts zijn praktijk binnen de kortst mogelijke tijd heeft afbetaald. Het was wat!! Op school hielden de jongens zelfs weddenschappen van wie de meeste gaatjes had als hij bij de tandarts geweest was. Vijftien gaatjes hebben was niks!!! Zo gingen ze dus regelmatig naar de tandarts en werden de monden van de kleine immigranten gezond gehouden.

Op een dag moest het jochie ook weer eens naar de tandaarts. Hij was bezig met een behandeling van héél wat gaatjes dus moest hij zeker zes keer naar het dorp. Hij ging veelal te paard, maar die dag moest zijn vader naar de coöperatie dus kon hij meerijden. Vader liet hem uitstappen bij de praktijk om halfnegen en zou hem om halftwaalf weer op komen pakken. Hij zou om negen uur aan de beurt zijn. Er zaten nog twee mensen die voor hem aan de beurt zouden zijn en zo zat hij te wachten terwijl hij hoorde hoe binnen het zaaltje de boor met ijselijk gepiep zijn werk deed. Eindelijk was het zijn beurt, het was bijna elf uur. Hij stond op om het zaaltje binnen te gaan toen er plotseling een meisje opdook die de tandarts in zijn armen vloog. Hij herkende haar als de verloofde van de jonge dokter. De tandarts zei hem nog even te wachten, liet het meisje binnen en sloot zorgvuldig de deur. Potverdorie, dacht het jochie, ik hoop dat-ie daar gauw mee klaar is. Hij zat aanvankelijk te wachten op het geluid van de boor maar dat kwam niet. Hij hoorde wat geschuifel binnen en het meisje slaakte soms een zucht. Sodekraai, zij moet zeker een kies trekken, dacht het jochie. Hij spitste zijn oren. Even later hoorde hij naast het zuchten ook nog wat gesteun van de dokter. Het gaat daar niet gemakkelijk, dacht het jochie, en hij had medelijden met het meisje. Hij kon zich voorstellen hoe moeilijk zij het had want zijn eigen moeder had pas ook een kies moeten trekken en dat was me een operatie geweest. Tsjonge jonge, moeder had twee weken niet kunnen eten.
Weer hoorde hij gekreun en gezucht. Moederlief, wat een marteling, vond het jochie, en hij zou het liefst zijn oren dichtdoen. Plots stopte de blauwe pick-up van vader voor de deur. Het was kwart over elf. Met haastige stappen kwam hij binnen. – ”Ben jij nog niet aan de beurt geweest?” , vroeg vader met zijn luide stem.

– “Nee, nog niet”, antwoordde het jochie, – “De tandarts is bezig met zijn meissie… het lijkt moeilijk te gaan”. Door de luide stem van de boer was het gestommel binnen gestopt en even later ging de deur open en kwam het meisje met verwarde haren en hoogrood gezicht de praktijkkamer uit. Ze liep het jochie en zijn vader snel voorbij naar buiten. Het jochie stak nog even groetend zijn hand op, maar zij keek niet eens naar hem… lucht was-ie voor haar. Vader keek even naar de dokter en vond dat-ie een beetje loom uit zijn ogen keek en zei toen in zijn Termei’s Portugees dat het nu te laat was en dat ze volgende week wel weer terug zouden komen. De jonge arts zei snel – “Está bem”, en stak zijn hand uit tot groet die de boer stevig vastpakte en hij liet hem voelen wat een Hollandse boerenhanddruk is.

Toen ze in de auto zaten zei het jochie tegen zijn vader dat dat meisje het wel moeilijk gehad heeft met het maken van die tand… Vader moest nu keihard lachen en zei – “M’n jongen, er is daarbinnen wel wat gemaakt, maar dat was geen tand”. Jarenlang heeft het jochie erover gedaan om te begrijpen wat zijn vader bedoelde.

Grootopa slurpt grijnzend zijn kom koffie leeg.

Dit artikel is geplaatst in het maandblad De Regenboog – Januari 2016

Terug naar: Grootopa Vertelt